Longmorn
De naam Longmorn is afkomstig van de boerderij met dezelfde naam, waar men is begonnen met het distilleren van whisky. Longmorn betekent vertaald uit het Engels "lange morgen", maar in het Gaelic is de betekenis van de naam "Heilige Bron". De distilleerderij is opgericht in 1894 door John Duff met zijn twee partners. Daarvoor had John Duff reeds Glenlossie opgericht en in 1897 bouwde hij de Benriach distilleerderij. Door de recessie in de handel moest John Duff al zijn bezit bij de bank inleveren om zijn schulden te kunnen betalen en The Longmorn Distilleries Ltd. werd door James Grant overgenomen, die het management voerde over Hill Thomson & Co, o.a. de producent van de blends Something Special en Queen Anne. Toen de distilleerderij in 1894 begon te werken stonden er vier stills, dit werd in 1972 uitgebreid naar zes en in het jaar 1974 werden het er zelfs acht. Er staan dus nu in het stillhouse vier wash stills en vier spirit stills, die met stoom worden verhit. Het mouten geschiedde tot voor kort reeds jaren bij Benriach. De acht washbacks die van Oregon pine waren gemaakt zijn in 1995 vervangen door roestvrijstalen washbacks. Voor de rijping van de malt worden sherry-, bourbon- en refill vaten gebruikt. Het water dat wordt gebruikt voor het maken van de malt komt uit diverse waterbronnen in de bossen die in er de directe omgeving zijn. Het koelwater voor de condensors haalt men uit de beek die vlak langs de distilleerderij stroomt. Door het stevige Speyside karakter van de malt van Longmorn is deze zeer geliefd bij blenders. De malt van de Longmorn Distilleerderij wordt wel "Speyside’s best kept secret" genoemd. Longmorn is nu in het bezit van de Chivas & Glenlivet Group, die onderdeel zijn van de Pernod/ Ricard Groep. Een groot deel van het succes van Longmorn is de ligging aan de rand van het belangrijkste gebied voor graan, n.l. de Larch o'Moray, dat bekend staat om zijn micro klimaat en vruchtbare grond. Ook is er voldoende turf voorradig afkomstig uit de "Foggie Loans" in de directe omgeving van de Mannoch Hill.
(Tekst: Van Zuylen)